We krijgen regelmatig vragen van lezers die problemen hebben met het maken van goede indoorfoto’s. Meestal bedoelen ze dan foto’s van sport, theater en concerten binnen bij weinig licht. Maar ook in een museum en in de huiskamer vraagt fotograferen bij het weinige bestaande licht enige aandacht. In dit artikel daarom een aantal aspecten waarmee je je indoorfotografie (zonder flits) kunt verbeteren.
Inleiding
Fotograferen bij weinig bestand licht kent eigenlijk maar één groot ‘probleem’: een te lange sluitertijd. Te lang om beweging van de camera te bevriezen en/of te lang om beweging van het onderwerp stil te zetten. Dit resulteert in beide gevallen in onscherpte. In geval van beweging van de camera is de hele foto onscherp en in geval van een bewegend onderwerp, dan is de omgeving wel scherp, maar het onderwerp ‘bewogen’. Beweging van de camera zou je kunnen oplossen met een statief (eenpoot), maar dat is in veel gevallen praktisch niet echt handig. Bovendien helpt een statief niet bij het bevriezen van beweging van het onderwerp. We zullen dus de sluitertijd korter moeten maken, maar de vraag is hoe kort.
.
|
|
Onscherp door beweging van camera |
Onscherp door beweging onderwerp |
• Bewegingsonscherpte door camera
Om onscherpte door beweging van de camera te voorkomen, bestaat er een simpele regel*, zijnde t (s) = 1/f (mm). In ‘gewone mensentaal’ betekent deze formule dat de sluitertijd (in seconden) korter moet zijn dan 1 gedeeld door de brandpuntsafstand van de lens (in millimeters), waarbij de foto genomen wordt. Dit brandpunt zie je op de (zoom)lens op je camera. Dus werk je op een EOS 6D met een groothoeklens bij 24mm, dan is de kans op een bewogen foto bij 1/24s (praktisch: 1/25s of korter) klein. Zou je met diezelfde lens echter inzoomen tot 105mm, dan moet de sluitertijd dus vier keer zo kort worden (1/100s) om beweging van de camera te bevriezen. Dat geeft dus aan dat hoe verder je inzoomt, des te korter de sluitertijd moet zijn.
Deze ‘brandpunt-sluitertijd’-regel kan met 2 tot 3 stops worden aangepast als de lens voorzien is van beeldstabilisatie (Image Stablisation, IS). Is zonder IS bij f=100mm een sluitertijd van 1/100s benodigd, dan wordt dat mét IS twee stops langer, dus 1/100s -> 1/50s -> 1/25s. De kans op bewegingsonscherpte is dan net zo groot als bij 1/100s zonder beeldstabilisatie, maar bij die 1/25s kan het onderwerp juist weer extra bewogen zijn. Elk voordeel heeft dus zijn nadeel.
*Bij volbeeldsensor (=35mm eq.). Bij APS-C camera’s moet het brandpunt (f) eigenlijk nog met 1,6 vermenigvuldigd worden.
• Bewegingsonscherpte door onderwerp
Het gevolg van beeldstabilisatie - scherp uit de hand kunnen fotograferen met langere sluitertijden - brengt ons meteen bij het tweede sluitertijdprobleem en dat is het bevriezen van de beweging van een bewegend onderwerp. Het zal duidelijk zijn dat hoe sneller het onderwerp beweegt, des te korter de sluitertijd moet zijn. Het gaat hier echter niet om de absolute snelheid van het voorwerp, maar relatief. De afstand tot het onderwerp en de richting ervan spelen daarbij een rol. Hoewel een straaljager met 1000 km/h op vijf kilometer afstand veel sneller gaat dan een fiets bij 15 km/h op 5 meter, is het verschil in afstand zo groot, dat je een kortere sluitertijd nodig hebt om de beweging van de fiets te bevriezen (1/500s) dan die van de straaljager (1/250s). We zouden hier wiskundige formules op los kunnen laten, maar volstaan met een simpel lijstje met onderwerpen en richttijden om hun beweging te bevriezen op praktische werkafstanden.
Converserende mensen Bewegende blaadjes Stromend beekje Fontein Fietser Auto Vliegende vogel
|
: <1/60s : <1/125s : <1/250s : <1/500s : <1/500s : <1/1000s : <1/2000s |
Je ziet dus dat beeldstabilisatie bij bewegende onderwerpen pas echt nut begint te krijgen wanneer je met een lens met een brandpunt van 400mm (EF 100-400mm) op een APS-C camera eigenlijk 1/640s zou moeten gebruiken. Dankzij IS kan dat dus 1/160s worden, waarbij je dan toch een voldoend korte sluitertijd ‘overhoudt’ om ook de beweging van het onderwerp te bevriezen. Een receptie fotograferen met 35mm én beeldstabilisatie zou bij 1/10s nog scherpe beelden uit de hand op kunnen leveren, maar dan mag niemand zelfs maar met zijn ogen knipperen om geen bewegingsonscherpte van het onderwerp te hebben. Zo’n sluitertijd is alleen praktisch in een museum of galerie waar kunstwerken volkomen stil staan. Groothoeklenzen met beeldstabilisatie zie je dan ook maar zelden.
Korte sluitertijd. Hoe?
Bij indoorfotografie met bewegende onderwerpen - van acteur en zanger tot danser en sporter - is een korte sluitertijd dus van essentieel belang voor een scherpe foto. Hoge ISO’s en grote diafragma’s zijn daarbij allesbepalend.
• Hoge ISO
Dankzij de digitale techniek kunnen we per foto de gevoeligheid van ons ‘rolletje’ instellen en dat stopt niet bij 400 ASA. Integendeel. Bij een EOS 1D X is ISO 204.800 het maximum, maar ook een EOS 650D redt het tot 25.600! Die 25.600 betekent dat je bijvoorbeeld ’s avonds in een woonkamer met gemiddelde verlichting bij f/5,6 een sluitertijd kunt gebruiken van ongeveer 1/500s. Wow. Als de beeldkwaliteit dan 100% goed zou zijn, dan zou indoorfotografie met elke camera en iedere lens heel erg eenvoudig zijn. Helaas is de praktijk anders, aangezien de beeldkwaliteit bij APS-C camera’s als gevolg van ruis vanaf ISO 1600 minder wordt. Wil je dus in die situatie bij ISO 1600 een scherpe foto maken, dan wordt de sluitertijd 4 stops langer, zijnde 1/30s en dan is de kans op bewegingsonscherpte door camera én onderwerp weer erg groot. Dit los je op door de ISO te verhogen tot 3200, waarbij de kwaliteit nog goed bruikbaar zal zijn voor full-HD of A4-print. Bij ISO 6400 is de beeldkwaliteit - mits goed belicht - nog prima voor internet en een afdruk van 15 bij 10 cm.
Wil je bij deze ISO 6400 nog foto’s maken die op grootformaat de toets der kritiek kunnen doorstaan, dan moet je een camera overwegen met een grote sensor, zoals de EOS 6D, EOS 5D mark III, EOS 1D mark IV of EOS 1D X. Hierop zijn ook de pixels groter en dat zorgt dat de ruis één of twee stops minder is dan op een APS-C camera.
• Groter diafragma
Wil je hoge ISO’s voorkomen, dan zul je moeten gaan werken met lenzen met een groot maximaal diafragma, oftewel hoge lichtsterkte. Een simpel voorbeeld is het verschil tussen een standaard zoomlens van 18 tot 55mm en een EF 50mm 1.8 (100 euro). De 18-55mm zoomlens heeft bij 55mm een maximaal diafragma van f/5,6. Groter - bijvoorbeeld f/4 - kun je dan niet instellen. Gesteld dat je deze zoomlens in bovenstaand voorbeeld (woonkamer) zou gebruiken, dan moét je bij die f/5,6 een gevoeligheid instellen van ISO 3200 om een sluitertijd van 1/60s te kunnen hebben. Helemaal ingezoomd (f=55mm) maak je dan met redelijk grote kans een scherpe foto. Stel dat we echter de EF 50mm 1.8 op onze camera zouden hebben, dan zouden we de foto kunnen nemen bij f/2 en dat is drie stops groter dan f/5,6. Die drie stops kunnen we volledig besteden aan het verlagen van de ISO naar 400 óf we kiezen ISO 800 (2 stops) en gebruiken het derde stopje om de sluitertijd in te korten tot 1/125s. Dan hebben we én een hogere beeldkwaliteit én minder kans op bewegingsonscherpte, dan wanneer we bij f/5,6 hadden moeten werken. Bij f/2 is wel de scherptediepte kleiner, maar dat kan zelfs een voordeel zijn om een onderwerp meer van de achtergrond los te maken.
Lichtsterke lenzen hebben een maximaal diafragma van f/2,8 of groter en hebben met een enkele uitzondering (EF 16-35mm 2.8L II, EF 24-70mm 2.8L II, EF-S 17-55mm 2.8 IS en EF 70-200mm 2.8L IS II) veelal een vast brandpunt. Je kunt er dus niet mee zoomen en dat kan een nadeel zijn als je je standpunt niet kunt veranderen omdat je bijvoorbeeld op de tribune zit. Er zijn echter een serie voordelige lichtsterke vastbrandpuntlenzen, zodat je met een snelle lenswissel of twee body’s dit probleem oplost.
Overige ‘problemen’ Drie aspecten die we hier niet behandelen van indoorfotografie zijn belichting, kleur en scherpstelling. Hierbij kort een paar tips om ook deze ‘problemen’ op te lossen. Werk met Meervlaksmeting in combinatie met Belichtingscompensatie. Je komt dan redelijk snel en flexibel tot de juiste belichting. Je kunt voor podiumfotografie ook Centrumgewogen gemiddeld als meetmethode kiezen. Flitsen is binnen bij evenementen vaak niet toegestaan en heeft ook geen zin als je in een theater, sporthal of stadion zit, omdat het bereik van de flitser voor deze afstanden te klein is. Als je toch mag flitsen en het bewegend onderwerp is binnen bereik, flits dan met tweede gordijn, zodat het bewegingsspoor achter het onderwerp zit. Zet de camera in de automatische witbalans (AWB) en werk in RAW. Kleuren zijn dan meestal meteen goed en eventueel later eenvoudig te corrigeren. Ook heb je dan veel speelruimte als je de foto’s eventueel in zwart-wit wilt gebruiken. Ziet de AF-sensor van de camera weinig contrast als gevolg van schemerig licht en van een uniform gekleurd onderwerp, dan hebben lichtsterke lenzen (f/2.8 of groter) de voorkeur boven consumenten zoomlenzen. Ook is het middelste scherpstelpunt meestal gevoeliger dan de overige AF-punten, waarbij dual-crosstype het meest gevoelig is. Gebruik Ai Focus als de afstand tot het onderwerp tijdens de opname verandert, omdat het naar de camera toe beweegt of ervandaan.
|
Praktijk
Bovenstaande uiteenzetting kan ‘licht werpen op de duisternis’ van indoor fotograferen bij minder licht, maar hoe ga je in de praktijk te werk. Je kunt natuurlijk een EOS 1D X kopen met een EF 24-70mm 2.8L II en een EF 70-200mm 2.8L IS II, maar daaraan hangt een prijskaartje van ongeveer 10.000 euro en dat is voor de gemiddelde vrijetijdsfotograaf net een stapje te ver.
Je kunt echter met onderstaande instellingen en middelen met een veel beperkter budget de kwaliteit van je indoorfotografie toch zichtbaar verbeteren.
• RAW
Zet je camera op RAW. Elke EOS kent het bestandsformaat RAW (.cr2-bestanden) en tevens wordt met elk model het gratis Digitale Photo Professional (DPP) meegeleverd op cd. Dankzij RAW krijg je een groter dynamisch bereik en zullen spotlichten en schaduwen mooier geregistreerd worden met meer nuances en detail. Bovendien kun je de witbalans achteraf nog volledig aanpassen zonder dat dit ten koste gaat van de beeldkwaliteit. Ook een lensafwijking als chromatische aberratie (CA, kleurrandjes) kun je in DPP beter herstellen en voor wat betreft de ruisonderdrukking kun je in dat programma helderheidsruis en kleurruis onafhankelijk corrigeren. Corrigeer de helderheidsruis (korreltjes) slechts zwak en verwijder vooral de kleurruis (‘vieze’ kleurpixels), zodat er minder detail verloren gaat, dan wanneer je allebei sterk onderdrukt, zoals in de camera gebeurt.
Zou je voor 100 euro Photoshop Lightroom aanschaffen, dan krijg je zelfs nog veel meer correctiemogelijkheden voor RAW dan al mogelijk zijn in DPP. Bovendien is Lightroom beter geschikt om te werken met grotere aantallen foto’s.
Scherpe onderbelichting De hogere beeldkwaliteit van RAW zou je kunnen misbruiken door al je foto’s een stopje onder te belichten, zodat je in plaats van bijvoorbeeld 1/30s dan 1/60s kunt gebruiken. Je corrigeert de belichting dan achteraf in DPP of Lightroom, wat wel iets meer ruis oplevert, maar je hebt in ieder geval een scherpe foto bij 1/60s in plaats van bewogen opname bij 1/30s.
|
• Lens
Door RAW te gebruiken wordt wel de beeldkwaliteit hoger, maar daarmee heb je nog geen kortere sluitertijden en blijft de kans op bewegingsonscherpte groot. Als je veel binnen fotografeert, dan is de investering in een lichtsterke lens uiterst zinvol. Je hoeft dan niet meteen te denken aan een EF 70-200mm 2.8L IS II van 2000 euro, want voor 300 tot 500 euro kun je kiezen uit een illuster rijtje lichtsterke lenzen met vast brandpunt. We noemen hier de EF 50mm 1.4 (€325), de EF 85mm 1.8 (€350) en de vaak vergeten EF 100mm 2.0 (€425). Deze drie lenzen zijn allemaal op f/2 te gebruiken en dus twee tot drie stops lichtsterker dan de meeste zoomlenzen in die prijsklasse (voorbeelden). Moet je bij f/5,6 een sluitertijd van bijvoorbeeld 1/15s gebruiken, dan is dat met zo’n lichtsterke lens bij f/2 maar 1/125s en dat is op het punt van bewegingsonscherpte een erg groot verschil. De drie genoemde lenzen zijn ook allemaal fantastische portretlenzen met een schitterende achtergrondonscherpte, dus dat is een bijkomend voordeel.
Je kunt ook eens op zoek gaan naar een tweedehands (L-)lens. De eerste versie van de EF 70-200mm 2.8L IS komt dan misschien toch binnen je budget (ca. 1000 euro). Ga zo’n lens bij een particuliere aanbieder altijd persoonlijk ophalen en probeer hem ter plaatse uit. Of schaf hem aan via een fotowinkel. Dan betaal je iets meer, maar heb je vaak garantie.
Brandpuntbereik Natuurlijk willen we altijd zo ver mogelijk inzoomen, zoals met een EF 70-300mm 3.5-5.6 IS, maar we weten dat dit meestal ten koste gaat van de lichtsterkte en dat is bij indoorfotografie ongewenst. Maar moeten we in een sporthal of theater wel zo ver inzoomen? Als je een lens met een brandpunt van 100mm op een APS-C camera zet, zoals de EF 100mm 2.0 dan vult de lengte van een persoon die op 14 meter afstand staat de hoogte van een horizontaal kader. Als je dus op die afstand in een schouwburg zit, dan heb je dus een behoorlijke close-up. Ook in een sporthal van 50 bij 25m is die 14 meter een redelijke werkafstand. Zit je verder weg of wil je met een vastbrandpuntlens meer 'inzoomen' dan kun je een foto achteraf nog flink bijsnijden. Je kunt bij een opname van 18 Mp (5184x3456) het onderwerp bijna 3x dichterbij halen door bij te snijden tot 1800 bij 1200 pixels, wat nog zeer goed bruikbaar is in full-HD en als A4-print. |
• Camera
Met een APS-C camera kun je op ISO 1600 en eventueel ISO 3200 nog redelijk bruikbare foto’s maken, mits goed belicht. Bij EOS-camera’s met een grotere sensor ligt dit ISO-bereik tussen ISO 3200 en ISO 6400. Wil je die één à twee stops ISO-winst, dan kun je overwegen om bijvoorbeeld een EOS 6D aan te schaffen. Voor iets meer dan 1500 euro (incl. BTW) heb je dan een volbeeldcamera (met GPS en wifi!) die bij ISO 6400 (JPEG en RAW/LR5) niet alleen ongelooflijk schone foto’s produceert, maar ook een groot dynamisch bereik heeft.
Vind je die 1500 euro te veel van het goede, ga dan eens op zoek naar een tweedehands camera. Een EOS 1D mark III (10 Mp, 750-1000 euro) is een snelle professionele camera, waarvan de beeldkwaliteit in RAW bij ISO 3200 nagenoeg vergelijkbaar is met die van de EOS 6D. Of een EOS 5D mark II, die je voor 1000 euro op de kop kunt tikken. Op EOS-camera’s met een grotere sensor (APS-H en FF) kun je overigens alleen EF-lenzen gebruiken en geen EF-S objectieven.
Net als bij de aankoop van een gebruikte lens, moet je ook een tweedehands camera van een particulier kunnen uitproberen en is een fotowinkel een goed alternatief voor een betrouwbare occasion. Je kunt een tweedehands camera of lens ook laten nakijken bij een service centrum, zoals TechRepair.
Hoeveel licht?
We hebben het in dit artikel al verschillende malen genoemd: fotograferen bij weinig licht. Maar over hoeveel licht hebben we het dan eigenlijk? In het onderstaande overzicht hebben we voor een paar situaties de grootte-orde hoeveelheid gemeten met een losse lichtmeter en vertaald naar sluitertijd, diafragma en ISO. Het podiumlicht van een orkest tijdens een concert is vergelijkbaar met de hoeveelheid licht in een woonkamer, 6 à 7 Ev. In die regionen is ook de verlichting van een ballet of een toneelstuk. In een museum kan het soms niet veel lichter zijn dan van een paar kaarsen en meet je 5 Ev. In een sporthal kan het redelijk licht zijn en is de lichthoeveelheid vergelijkbaar met een goed verlicht kantoor, zijnde 8 à 9 Ev.
Je ziet dat bij situaties bij weinig licht een diafragma van f/4 of groter nog is om redelijk korte sluitertijden te hebben zonder dat de ISO te veel oploopt. Dit benadrukt nogmaals het belang van lichtsterke lenzen als je binnen fotografeert.
Lichtversterking Het belichtingsprogramma van een camera zorgt dat de wereld een helderheid heeft van 50% grijs. Dat gaat in 80% van de gevallen goed, maar wordt het schemerig, dan gaat dat principe werken als een soort lichtversterking. Je fotografeert dan een helderder beeld dan de werkelijkheid is en je moet eigenlijk onderbelichten (= kortere sluitertijd). Wil je hierover meer weten, lees dan dit artikel (klik hier). |
Museum / expositie
In een museum of bij een expositie kan de hoeveelheid licht heel beperkt zijn. Hoewel de flitsafstand kort is en je zou kunnen flitsen, is dit meestal niet toegestaan. Bovendien neemt flitslicht vaak alle sfeer weg en geeft het ongewenste schaduwen en reflecties. Geen nood, want bij deze stilstaande onderwerpen kun je dankzij beeldstabilisatie met een 35 tot 50mm lens tot wel 1/10s scherp uit de hand fotograferen. Zet de camera in RAW, AWB, One Shot-AF, middelste scherpstelpunt, Av grootste diafragma, laagst mogelijk ISO, Meervlaksmeting en corrigeer met Belichtingscompensatie. Probeer met een brandpunt van 30 tot 70 mm te werken, zodat vervorming minimaal is en zorg ook dat je bij schilderijen zo haaks mogelijk op het onderwerp staat, om perspectivisch verloop te beperken.
Theater
Het podium bij een muziek-, toneel- of dansuitvoering is vaak redelijk goed belicht en dat hebben we nodig voor kortere sluitertijden dan 1/60s, omdat we vanaf grotere afstand verder in moeten zoomen en soms ook beweging moeten bevriezen. Ingezoomd tot 200mm kun je met beeldstabilisatie tot 1/100s bewegingsonscherpte van camera én onderwerp voorkomen en bij f/2,8 werk je dan met ISO’s tussen 1600 en 6400. Werk weer in RAW en AWB. Let op dat het gebied buiten het podium vaak donker is en als je dit meeneemt in de lichtmeting, dan kan het podium overbelicht raken. Werk daarom bij voorkeur met Centrumgewogen gemiddeld. Met het middelste scherpstelpunt heb je de gevoeligste AF en gebruik dit bij rustige dans of andere beweging in combinatie met Ai Focus.
Sporthal
In een sporthal heb je nog iets meer licht dan op een podium. Maar dat is wederom geen overbodige luxe, omdat de sluitertijd hier toch vaak 1/200s moet zijn of korter. Een lichtsterke lens helpt dan weer om de ISO laag te houden. Werk in RAW en met AWB. Wijken de kleuren iets af, dan heb je dat later snel gecorrigeerd. Vooral de kleur van de vloer kan de witbalans soms misleiden.
Meervlaksmeting heeft hier de voorkeur, eventueel een stopje aangepast afhankelijk van de helderheid van de achtergrond. Zet de camera in de Av-stand met het grootste diafragma en zet de ISO op automatisch, zodat je daar niet meer op hoef te letten. Hoewel bevriezen van het onderwerp hier het belangrijkste is, is het toch ook raadzaam om beeldstabilisatie te gebruiken. Je zou hier ook de eerder genoemde tip ‘scherpe onderbelichting’ kunnen toepassen om snelle beweging zeker bevroren te krijgen. Je kunt in een sporthal een monopod gebruiken. Niet zozeer om bewegingsonscherpte te voorkomen, maar vooral om zonder al te veel moeite langdurig te kunnen kaderen met een ‘zwaardere’ telelens.
Wil je een bewegend onderwerp kunnen volgen, zet de camera dan in de ‘motordrive’ met Ai Servo en meerdere scherpstelpunten. Zorg dan wel voor een snelle geheugenkaart, want RAW zorgt voor veel dataverkeer.
Samenvatting
Het antwoord op de vraag hoe je betere indoorfoto’s maakt, is simpel: stap over van JPEG op RAW en vervang je f/5.6-zoomlens door een lichtsterk EF-objectief van f/2 of groter. Dat vraagt alleen een geringe investering (circa 400 euro) in een nieuwe vastbrandpuntlens en eventueel de aanschaf van Lightroom (100 euro). En wil je nog een stopje meer belichtingsruimte, combineer dat dan met een volbeeldcamera, zoals de EOS 6D of een tweedehands EOS uit de 1D-serie. Gebruik verder de automatische witbalans en het middelste scherpstelpunt (meest gevoelig) en probeer bij ‘stilstaande’ onderwerpen te profiteren van de beeldstabilisatie. Dan zou ook dit uitdagende onderwerp geen onverwachte problemen meer op mogen leveren.
Meer informatie en specs
- EF 50mm 1.4: klik hier
- EF 85mm 1.8: klik hier
- EF 100mm 2: klik hier
- EOS 6D: klik hier